Cairnsichthys rhombosomoides
SoortbeschrijvingCairnsichthys rhombosomoides werd oorspronkelijk verzameld door Henry Raven in oktober 1921 in de Babinda kreek, een zijrivier van de Russell River in noordelijk Queensland. Ze werden wetenschappelijk beschreven in de “American Museum Novitates” nr. 296 in 1928 door John T. Nichols en Henry C. Raven en geplaatst in het genus Rhadinocentrus. Gerald Allens revisie van de familie Melanotaeniidae in 1980 plaatste ze in het monotypische genus Cairnsichthys als erkenning van de specifieke kenmerken. Lichaamskleuring is geel-bruin op de achterhelft van het lijf en zilverachtig-wit eronder met een doorlopende dunne donkere mid-laterale band. Een grote zilverachtige of gelige vlek is zichtbaar op het kieuwdeksel. Mannen hebben een geel-oranje gekleurde buitenste rand op de rug- en anaalvin. De staartvin heeft een gelijksoortig gekleurde waaier. Ze kunnen een maximale lichaamslengte van 10 cm halen, maar worden meestal rond de 7 cm. De mannen zijn van de vrouwen te onderscheiden door hun verlengde rug- en anaalvin en helderde kleuren – vrouwen hebben kortere en meer afgeronde vinnen. Mannen zijn ook groter en breder gebouwd dan de vrouwen. Van Cairnsichthys rhombosomoides wordt aangenomen dat het een erg oude, geïsoleerde soort is, waarvan de huidige verspreiding het overblijfsel is van een vroegere, veel grotere verspreiding, wat verloren ging door veranderingen van het milieu. Het is mogelijk dat het de oorspronkelijke regenboogvissen waren van de rivieren in noordelijk Queensland.
Verspreiding en leefgebiedCairnsichthys rhombosomoides is een tropische vissoort die hoofdzakelijk leeft in de rivieren die ontstaan in de Francis en Bellenden Ker-gebieden, ongeveer 45 km zuidelijk van Cairns in noordelijk Queensland. Ze zijn verzameld in een aantal rivieren die oostwaarts aflopen, zoals de Hull, Johnstone, Moresby, Mulgrave, Russell en Tully rivieren en de Liverpool en Maria-kreken. Ze zijn ook aangetroffen in een aantal kleine, geïsoleerde kuststroompjes in de Innisfail-regio. Ze hebben een uiterst beperkt verspreidingsgebied en daardoor een “beperkte” beschermde lijststatus, wat zoveel betekent als “een soort die momenteel niet in gevaar is, maar voorkomt in beperkte gebieden en/of zeldzaam is”. Cairnsichthys rhombosomoides kan worden aangetroffen in zowel laagland- en bovenloopzijrivieren in waterdiepten variërend van een paar centimeters tot een paar meters. Ze worden echter doorgaans aangetroffen in wateren tussen de 30 en 50 centimeter diep. Hoger gelegen stromen hebben doorgaans een grotere waterverplaatsing over een substraat bestaand uit voornamelijk grote keien en rotsbodem met zand en fijn grind en een goede oeverbedekking (overgebleven regenwoud) en zo goed als geen waterplanten. Kleine laaglandstroompjes hebben gewoonlijk substraten van modder, zand en fijn grind met een overvloed aan bladafval. Het temperatuurbereik dat werd waargenomen in hun natuurlijke leefgebied is 15 tot 29 graden Celsius. Ze worden vaak aangetroffen in gezelschap van Melanotaenia splendida, Melanotaenia maccullochi en Melanotaenia utcheensis. De pH in hun natuurlijke leefgebied is 4,5 tot 8,5 (laagland 4,5-6,8, hoogland 7,5-8,5). Geleidbaarheid van haast 0 tot 91 mS. Ze worden doorgaans aangetroffen zwemmend in kleine scholen, boven of tussen de waterplanten, het hout- en bladafval.
KwekenEr is erg weinig bekend over het leven en de natuurlijke historie en ecologie van Cairnsichthys rhombosomoides in hun natuurlijke milieu. De meeste informatie is hoofdzakelijk gebaseerd op aquariumwaarnemingen. In hun natuurlijke milieu zijn de vissen paaiend waargenomen in de periode van april tot december met een piek tussen augustus en oktober. Als alle leden van de regenboogvisfamilie zijn Cairnsichthys rhombosomoides vrijleggers, die gewoonlijk afzetten tussen de waterplanten en het bladafval, waarbij per keer een klein aantal eitjes wordt afgezet. In gevangenschap heb ik deze soort met regelmaat zien afzetten in het bodemsubstraat (grind). De vissen gaan voor het eerst afzetten in hun eerste levensjaar en volgroeide vrouwen zetten tussen de 40 en 200 eitjes af. Het aantal eitjes dat door een bepaald vrouwtje wordt afgezet is direct gerelateerd van de afmetingen van dat vrouwtje. De eitjes kleven aan waterplanten en het uitkomen duurt 5 tot 9 dagen, afhankelijk van de temperatuur. De afmeting van de eitjes is 1,139 ± 0,021 mm, waarbij de larven bij het uitkomen een maat hebben van om en nabij 3,46 tot 5,46 mm. De ontwikkeling van de larven is afgerond bij een lichaamslengte van zo'n 14-15 mm. Mijn ervaring is dat deze soort vrijzwemmende jongen in hun aquarium negeert. Hoewel de jongen wel altijd in de buurt blijven van schuilplekken in de een of andere vorm en open water doorgaans vermijden.
OpmerkingenHoewel een aantrekkelijke soort wanneer gehouden onder geschikte omstandigheden wordt Cairnsichthys rhombosomoides zelden gezien in de aquariumhobby en ze worden hoofdzakelijk gehouden door een aantal aquarianen die principieel geïnteresseerd zijn in inheemse Australische vissen.
Literatuur- Nichols, J. T. and Raven, H. C. (1928). A New Melanotaeniin fish from Queensland. American Museum Novitates Nr. 296, American Museum of Natural History. - Pusey, B.J., Kennard, M.J. and Arthington, A.H. (2004). Freshwater Fishes of North-Eastern Australia. CSIRO Publishing, Victoria. Bron: Home of the RainbowfishAuteur: Adrian R. TappinVertaling: Jan Altink |