Chilatherina
De leden van het geslacht Chilaterina komen alleen op Nieuw-Guinea voor en dan meestal in het noordelijke gebied boven het Centrale Bergmassief. Alleen van de soort Chilaterina campsi komen exemplaren ten zuiden van het bergmassief voor. In tegenstelling tot de bredere koppen van de Melanotaenia-soorten hebben de Chilaterina-soorten een opvallend spitse kop. De dieren leven hoofdzakelijk in snelstromende en heldere beekjes.
De soorten uit dit geslacht hebben een uitgestrekt en sterk samengedrukt lichaam met een typerend puntig hoofd. Het begin van de eerste - relatief grote - rugvin ligt gewoonlijk boven het begin van de anaalvin. De vrouwen zijn zilverkleurig de volwassen mannen hebben een hoog lichaam. Er zijn, zoals bij veel regenboogvissen, grote kleurverschillen tussen jonge en oudere dieren, hoewel ze beide dezelfde grootte kunnen hebben. Vooral C. fasciata uit Lake Sentani kan bij het ouder worden een volledige kleurverandering naar krachtig rood laten zien. Maar ook C. bleheri kan sterk verkleuren van geeloranje naar donkergroen.
Van de levensloop in de natuur is niet veel bekend. De pH-waarde van het water ligt duidelijk boven 7, de hardheid kan tot 15 °dGH reiken. De vissen zwemmen over het algemeen in scholen. Sommige soorten zoals C. campsi hebben een groot verspreidingsgebied. Andere, zoals C. bleheri, komt alleen in één meer voor (Lake Holmes). De commerciële waarde van de vissoorten is laag. De soorten worden voor de aquariumhandel voornamelijk nagekweekt.
Chilaterina-soorten zijn continue eierleggers. Gewoonlijk worden er dagelijks ongeveer 30 eieren afgezet. Sommige soorten (C. bulolo) planten zich in het aquarium met moeite voort, wat waarschijnlijk een gevolg is van het feit dat ze in de natuur in snelstromende wateren met veel zuurstof paaien. C. sentaniensis maakt gebruik van overhangende bladeren boven het water, in tegenstelling tot C. fasciata die in dezelfde wateren zwemt. De eieren zijn klein, de ontwikkeling van ei en larven wordt bij de afzonderlijke soorten besproken. De vissen eten algen, insekten, kleine kreeftachtigen e.d. In gevangenschap eten ze zo'n beetje alles, als het maar gevarieerd wordt.
Er zijn op dit moment 11 soorten in dit geslacht ondergebracht. |