Glossolepis multisquamataWeber en De Beaufort, 1922SoortbeschrijvingGlossolepis multisquamatus heeft een groene/olijfkleurige tot zilverachtige lichaamskleur met een roze gloed langs de flanken. Er loopt een serie dunne, oranje strepen tussen elke rij schubben en de vinnen zijn doorgaans doorzichtig of groenachtig, maar soms bijna geheel zwart. De vis kan een maximale lengte bereiken van 12 centimeter, maar wordt doorgaans niet groter dan 10 centimeter. De meeste gevangen exemplaren zaten tussen de 6 en 10 centimeter. Volwassen dieren krijgen een heel hoog lichaam, vooral de mannen (6 tot 8 centimeter), hoewel het verschil niet overduidelijk is bij jongvolwassen dieren onder de 6 centimeter. De oranje strepen op de flanken zijn feller bij de volwassen mannen en hun rug- en anaalvinnen hebben vaak een zilverachtige tot gelige glans.
Verspreiding en leefgebiedHet geslacht Glossolepis komt alleen voor in het noorden van Nieuw-Guinea, over het algemeen in rustig water in meren en delen van grote rivieren. Glossolepis multisquamatus is komt alleen voor (endemisch) in het gebied van de Sepik River, de Ramu River en de Mamberamo River. Ze kunnen worden gevonden in uiterwaarden, moerassige lagunes, meertjes en kleine zijriviertjes. Het is de enige regenboogvis die overvloedig voorkomt in de uitgestrekte uiterwaarden van de Sepik River. Ze zijn meestal te vinden op plekken waar een overvloed aan waterplanten te vinden is in licht troebel tot helder, stilstaand of langzaam stromend water. Jonge vissen vormen scholen rond onderwater gelegen hout of takken en tussen het riet of andere oevervegetatie. Webers exeplaren werden verzameld door W.C. van Heurn uit de Idenburg River (= Taritatu River) in de Mamberamo regio in West-Papua. Ze zijn ook verzameld in de uiterwaarden van de Sepik River in Papua-Nieuw-Guinea en de Doorman River, een grote zijrivier van de Taritatu.
BiologieDe mannen en vrouwen zijn doorgaans seksueel volwassen bij een lengte van 6 centimeter (vrouwen) en 7 centimeter (mannen). Onder deze lengte worden zelden individuen aangetroffen met volledig ontwikkelde geslachtsdelen, die relatief groot zijn in vergelijking met de meeste regenboogvissen. Gedurende de hele natte en droge seizoenen zijn er mannen en vrouwen gevonden die klaar waren om eieren af te zetten. Dit is een indicatie dat Glossolepis multisquamatus het hele jaar rond kweekt. De conditie van de rijpe vissen in het droge seizoen was echter bij beide geslachten minder, wat een lagere voortplantingssnelheid suggereert in die periode. De droge periode is van mei tot oktober en het natte seizoen van november tot april. De voortplantingssnelheid van Glossolepis multisquamatus wordt als zeer hoog beschouwd in vergelijking met de meeste andere zoetwatervissen in het stroomgebied van de Sepik River. De vruchtbaarheid van de vis is wellicht wel twee keer zo groot dan die van Melanotaenia fluviatilis, een vis van vergelijkbare grootte. Eén factor die de vruchtbaarheid bij Glossolepis multisquamatus vergroot, is de grootte van de eieren, die veel kleiner zijn dan gerapporteerd wordt bij de andere regenboogvissoorten. De meeste regenboogvissen produceren eieren met een diameter van 1,0 milimeter tot 2,0 milimeter. De eieren van Glossolepis multisquamatus zijn 0,52 - 0,69 mm groot. De gereduceerde ei-grootte resulteert in een veel hogere vruchtbaarheid dan bij regenboogvissen die in stroming leven. Het dieet van Glossolepis multisquamatus lijkt vergelijkbaar met waarnemeningen over andere soorten regenboogvissen en de soort vertoont weinig voedingsspecialisatie binnen deze groep. Een soortgelijk dieet is waargenomen bij vier andere soorten regenboogvissen die het stroomgebied van de Sepik River bewonen. Deze algemene voedingsgewoonte wordt ook gezien bij verschillende Australische regenboogvissen en een soort uit de Fly River in het zuiden van Papoea-Nieuw-Guinea. Ze zijn carnivoor, ze voeden zich voornamelijk met een breed scala van kleine ongewervelden die van het wateroppervlak worden genomen of uit dieper water. Het percentage insectenlarven en insecten vanaf de bodem stijgt licht in het natte seizoen, waarna het tijdens het droge seizoen weer wat daalt ten gunste van een geringe stijging van het percentage van schaaldieren, detritus en ander materiaal. De opname van voedsel stijgt tijdens het natte seizoen en daalt tijdens het droge seizoen.
OpmerkingenGerald Allen verzamelde een aantal levende regenboogvissen in 1979 tijdens zijn bezoek aan het gebied van de Sepik en Ramu River. Hij nam ze mee terug naar Australië, waar ze vervolgens werden gekweekt en verspreid in de hobby. Later identificeerde hij ze als Glossolepis multisquamatus. Heiko Bleher verzamelde ook levende exemplaren uit hetzelfde gebied en een andere groep uit de buurt van de Ramu River en nam ze mee naar Europa. Men is echter van mening dat geen van deze vissen nog steeds in gevangenschap leeft. In 1992 ving Heiko Bleher een aantal Glossolepis-exemplaren uit het stroomgebied van de Mamberamo River in West-Papoea. Het is onduidelijk of deze exemplaren een onbeschreven soort vertegenwoordigen of dat het misschien gewoon een kleurvariant van Glossolepis multisquamatus is. Het interessante is dat ze wellicht de echte Glossolepis multisquamatus zijn en dat de vissen uit de Sepik River, die eerder in de hobby zijn verspreid, in feite een nieuwe soort zouden kunnen zijn. Heiko Bleher heeft deze variant een aantal keer gevangen en meldt dat naar zijn mening ze behoorlijk anders zijn dan de Sepik/Ramu-variant. We zullen moeten wachten totdat iemand uit de wetenschappelijke arena deze vissen eens goed heeft bestudeerd, voordat we het zeker zullen weten. Het is daarom te adviseren deze twee varianten niet te kruisen. De Mamberamo-variant wordt gekweekt en in Australië verspreid onder de roepnaam "Red-eyed Tiger Regenboogvis". in Europa staat hij doorgaans bekend als de Glossolepis sp. Mamberamo. Naar later (2010) is gebleken zijn de soorten uit het Mamberamo-gebied de echte Glossolepis multisquamatus, terwijl die uit het gebied van de Sepik-Ramugebied Glossolepis kabia worden genoemd. De vissen uit de Mamberamo River zijn duidelijk verschillend, waarbij de grote anaalvin het meest in het oog springt, en doet denken aan Glossolepis wanamensis.
Zo rond 1993, ving Heiko Bleher een andere regenboogvis uit Lake Kli in de Mamberamo vallei. In de hobby staat deze bekend als Glossolepis sp. Lake Kli of als de Franjevin Regenboogvis (Fringefin Rainbowfish). Sindsdien zijn er nog meer gevangen door individuele aquarianen en sommige van deze varianten zijn beschikbaar in de hobby. Door het gelimiteerde aantal wildvang exemplaren die oorspronkelijk in Nieuw-Guinea zijn gevangen en als gevolg hiervan de inteelt, is de kwaliteit van de aquariumexemplaren vaak sterk achteruitgegaan en veel exemplaren die nu in de hobby verkrijgbaar zijn, lijken niet langer op de originele vissen. Vrouwelijke Glossolepis multisquamatus zijn bijna identiek aan de vrouwen van Glossolepis wanamensis. Het is dus belangrijk dat aquariumhouders er voor zorgen dat de twee soorten goed gescheiden blijven. Men neemt aan dat sommige van de eerste Glossolepis multisquamatus en Glossolepis wanamensis die naar Australië kwamen zijn gekruist en verspreid in de hobby.
LiteratuurAllen, G.R. & Coates, D. (1990). An ichthyological survey of the Sepik River, Papua New Guinea. Records of the Western Australia Museum Supplement 34: 31-116. Allen, G.R. (1991). Field guide to the freshwater fishes of New Guinea. Christensen Research Institute, Madang, Papua New Guinea. Allen, G.R. & Renyaan, S.J. (1998). Three new species of rainbowfishes (Melanotaeniidae) from Irian Jaya, Indonesia. aqua 3(2):69-80. Bleher, H. (2007) Personal Communications. Coates, D. (1990). Biology of the rainbowfish, Glossolepis multisquamatus (Melanotaeniidae), from the Sepik river floodplains, Papua New Guinea. Environmental Biology of Fishes 29(2):119-126. Coates, D. (1993). Fish ecology and management of the Sepik-Ramu, New Guinea, a large contemporary tropical river basin. Environmental Biology of Fishes 38(4):345-368. Kailola, P.J. (1987). The fishes of Papua New Guinea. A revised and annotated checklist. Vol. 1. Myxinidae to Synbranchidae. Research Bulletin No. 41. Department of Fisheries and Marine Resources, Port Moresby, Papua New Guinea. Bron: Home of the RainbowfishAuteur: Adrian R. TappinVertaling: J. de Lange / Hans Booij |