Voeding van regenboogvissen
Regenboogvissen worden vaak beschreven als omnivore en opportunistische eters, hetgeen betekent dat zo bijna alles eten wat beschikbaar is. Maar omdat ze alles wel eten, betekent dat nog niet noodzakelijkerwijs dat ze er goed op zullen groeien. Regenboogvissen worden gevonden in een heel divers scala van leefgebieden en daarom zal het geen verrassing zijn dat dit ook tot uitdrukking komt in hun eetgewoontes. Het formaat en de samenstelling van hun voedsel kan sterk verschillen van de ene soort ten opzichte van de andere en van het ene leefgebied ten opzichte van het andere. Helaas zijn er echter maar weinig beschrijvingen van hetgeen regenboogvissen eten voorhanden.
Levend voedselIn hun natuurlijke leefomgeving eten regenboogvissen vrijwel 100% levend voedsel. Ze zijn rond waterplanten onder het wateroppervlak te zien, terwijl ze zich voeden met een verscheidenheid aan insecten, kleine waterschaaldiertjes, insectenlarven, wormen, fytoplankton, zooplankton, materiaal van waterplanten en detritus (dood materiaal dat voornamelijk van organische oorsprong is). En waar de gelegenheid zich voordoet, worden kleinere visjes ook opgegeten. Waterinsecten zijn de belangrijkste voedselbron voor veel soorten regenboogvissen, en daarnaast vormen kleine schaaldiertjes (vooral zooplankton), algen en voedsel vanaf het land (insecten) ook belangrijke voedselbronnen. Een studie van gepubliceerde informatie over de voedingsgewoonten van regenboogvissen laat zien dat waterinsecten het belangrijkste bestanddeel van het voedsel waren en bijna 35% van het doorsneemenu voor hun rekening namen. Andere belangrijke voedselcategorieën zijn kleine waterschaaldieren (14,4%), stuifmeel, plantenzaden en andere zaken vanaf het land (8%), algen (8,5%) en diverse organische stoffen (4,2%). Voedselbronnen van buiten het water (bijvoorbeeld insecten) vormen een wezenlijk onderdeel van het voedingspakket van de regenboogvissen. Regenboogvissen eten die op, zodra die in de omgeving van het water verschijnen. Voedsel dat van land afkomstig is, vormt een belangrijke alternatieve voedselbron gedurende tijden dat er weinig voedsel vanuit het water te krijgen is. Voedsel vanuit het water kan bijvoorbeeld niet het gehele jaar te krijgen zijn door natuurlijke, seizoensgebonden vermindering van dergelijke bronnen en in zulke gevallen kunnen regenboogvissen omschakelen op andere voedselbronnen. In grotere rivieren in overstromingsgebieden wordt voedsel vanaf het land belangrijker als het water die gebieden overstroomt. Regenboogvissen eten in dergelijke gebieden een verscheidenheid van soorten voedsel, zoals vliegjes, muggen, schaaldiertjes, visjes (larven of jongen) en andere waterdiertjes. Van dit soort voedsel vormen muggenlarven en een variatie van zooplankton - in het bijzonder mosselkreeftjes, watervlooien en kieuwpootkreeftjes - een belangrijk onderdeel van hun dieet.
OnderzoekEen onderzoek (Rayner, 2006) naar de voeding van Pseudomugil signifer en Melanotaenia splendida in de Mulgrave River in noordelijk Queensland leverde op, dat deze soorten gespecialiseerd zijn in een combinatie van vliegende en kruipende insecten (28-92%), in het bijzonder uitkomende nimfen van muggen en kruipende ongewervelden, vooral groene mieren (Oecophylla smaragdina), die vermoedelijk op het wateroppervlak gevallen waren vanaf overhangende vegetatie. Een ander onderzoek heeft opgeleverd dat landdiertjes een belangrijke voedselsoort vormen, die gegeten wordt door Melanotaenia splendida tatei. Hun voedsel bestaat uit insecten (67,4%), andere ongewervelden (10,2%), algen (16,8%), waterinsecten (5,6%) en vis (1,1%). Als aanvulling op de consumptie van enige waterinsecten en algen voedt deze soort zich voornamelijk met geleedpotigen van het land, waarvan veel vliegende insecten (bijvoorbeeld mieren, wespen en vliegen). Verder kwamen tweevleugeligen uit het water voor naast keverlarven en zooplankton. De tweevleugeligen uit het water waren voornamelijk muggenlarven; de prooidiertjes uit het zooplankton zijn hoofdzakelijk kieuwpootkreeftjes en watervlooien. Voedsel afkomstig van land bevatte pissebedden, duizendpoten en een verscheidenheid aan vliegende insecten zoals tweevleugeligen, vliesvleugeligen en kevertjes. Gedurende het droge seizoen kan de voeding tot wel 100% bestaan uit insecten die van land afkomstig zijn. Andere onderzoeken hebben laten zien dat regenboogvissen een voorkeur hebben voor voedsel als watervlooien, mosselkreeftjes, roeipootkreeftjes, raderdiertjes en andere ongewervelden. De maaginhoud van exemplaren die gevangen zijn in de Noosa River in Queensland bestond uit cyclops, watervlooien en garnaaltjes (Caridina sp.) en een verscheidenheid van waterinsecten (in het bijzonder muggenlarven). Een klein deel van algenmateriaal en andere plantaardige weefsels en enkele insecten werden ook aangetroffen. De voedselbronnen vanaf het land waren echter onbelangrijk als onderdeel van het dieet aldus dit onderzoek. Analyse van de voedselsamenstelling kan tegenstrijdige informatie laten zien over de voedselbronnen die voor regenboogvissen beschikbaar zijn, met name over de seizoenen en leefgebieden.
VoedselketenVoedingsstoffen in zoet water zijn meestal afkomstig van bronnen buiten de waterloop zelf, voornamelijk in de vorm van organisch materiaal afkomstig van de oevervegetatie. Een deel van de eerste productie komt voort uit algen en waterplanten, hoewel deze relatief klein is, omdat stroompjes in de bovenloop te veel overschaduwd zijn of te koud en stroompjes in de benedenloop vaak te troebel voor effectieve fotosynthese. Bladeren die in het water vallen worden direct gegeten door ongewervelden die ook bekend zijn als reducenten, zoals sommige larven van steenvliegen en schietmotten (kokerjuffers), die de zachtere delen van plantaardig materiaal vermalen of stukbijten. Materiaal dat door deze diertjes niet wordt opgegeten, wordt bezet door micro-organismen zoals waterschimmels en bacteriën en afgebroken tot kleinere stukjes. Zoetwateralgen overgroeien de bladeren en twijgen. Ongewervelden die bekend zijn als "schrapers", zoals sommige eendagsvliegen en slakken, voeden zich direct met de schimmels en algen. Naarmate het organische materiaal verder afgebroken wordt, dient het overblijvende fijnere materiaal als voedselbron voor andere ongewervelden, die het materiaal uit het water filteren of die afgezet materiaal van de bodem opnemen (detrituseters). Deze diertjes worden op hun beurt bejaagd door andere ongewervelden of dieren als regenboogvissen. Regenboogvissen zijn op hun beurt weer een voedselbron voor watervogels en andere visetende dieren. Zonder een aanvankelijke inbreng van organische stof of ongewervelden wordt de hele voedselketen in de problemen gebracht. Daarom moet het belang van oevervegetatie niet onderschat worden.
VoedselopnameBeschikbare gegevens geven aan dat regenboogvissen meer voedsel tot zich nemen in de lente en de zomer dan in de herfst en de winter, mogelijk door hogere eisen van de stofwisseling gedurende de warmere maanden. Deze tijd is ook een belangrijke periode voor de ontwikkeling van de larven en de groei van jonge vissen. Het seizoen waarin de vissen het meeste eten in de tropische rivieren is het natte seizoen. De voedselopname neemt het meest toe tussen het late droge seizoen en het vroege natte seizoen. In het midden van het natte seizoen is de voedselopname op z’n hoogst en neemt dan weer iets af tot het late droge seizoen en het vroege natte seizoen. Een bestudering van variaties in lichamelijke conditie gaf aan dat de meeste soorten hun beste conditie bereikten van het midden van het natte tot het midden van het droge seizoen, met een piek in het late natte of vroege droge seizoen. Gedurende het droge seizoen, als de hoeveelheid water in hun leefgebied grotendeels gereduceerd is, krijgen de vissen alleen nog te eten wat er in het water valt. Volwassen regenboogvissen kunnen weken of zelfs maanden overleven op zeer weinig voedsel, maar zonder een rijke voedselvoorziening zullen ze het niet goed doen. Als het voedselaanbod klein is, zal de groei beperkt blijven of zelfs stoppen en ze kunnen gewicht verliezen en meer vatbaar voor ziekte worden. Bij het kuitschieten zullen minder eieren worden afgezet. Jonge vissen en vislarven zijn daarentegen meer afhankelijk van een geregelde voedselaanvoer en kunnen binnen dagen of zelfs uren verhongeren. Wetenschappelijke gegevens van analyse van de maaginhoud bij populaties in het wild kunnen bijdragen aan de keuze voor een goede samenstelling van het voedsel voor uw vissen. Slechts weinig mensen zullen echter in staat zijn de natuurlijke combinatie van de vele soorten voedsel na te maken die door regenboogvissen in hun natuurlijke omgeving geconsumeerd wordt.
Literatuur - Bishop, K.A., Allen, S.A., Pollard, D.A. en Cook, M.G. (1981) Ecological studies on the freshwater fishes of the Alligator Rivers region, Northern Territory. Research Report 4, Volume 111, Autecological Studies. Canberra: Office of the Supervising Scientist for the Alligator Rivers Region. - Pusey, B.J., Arthington, A.H., Bird, J.R., en Close, P.G. (2001) Reproduction in three species of rainbowfish (Melanotaeniidae) from rainforest streams in northern Queensland, Australia. Ecology of Freshwater Fish 10:75-87. - Pusey, B.J., Kennard, M.J. en Arthington, A.H. (2004) Freshwater Fishes of North-Eastern Australia. CSIRO Publishing, Victoria. - Rayner, T. S. (2006) The trophic ecology of the freshwater fishes of an Australian rainforest river. Proefschrift ten behoeve van het verkrijgen van de graad van Doctor of Philosophy aan de School of Marine and Tropical Biology James Cook University. Bron: voorheen Home of the Rainbowfish, tegenwoordig vervangen door Rainbowfishes - Their Care & Keeping in CaptivityAuteur: Adrian R. Tappin Vertaling: Bert Evers |